h

Bezwaarschrift SP tegen bestuursdwang gemeente Tilburg

27 februari 2006

Bezwaarschrift SP tegen bestuursdwang gemeente Tilburg

Betreft: Bezwaarschrift tegen het besluit van het College van B&W van de gemeente Tilburg om bestuursdwang toe te passen indien de SP het aantal van haar verkiezingsborden niet verminderd tot maximaal dertig.

Tilburg, 27 februari 2006

Geacht college,

Ik teken bezwaar aan tegen het besluit van de gemeente Tilburg d.d. 24 februari 2006 om bestuursdwang toe te passen indien de SP het aantal van haar verkiezingsborden per 1 maart 2006 niet verminderd tot maximaal dertig, en wel om de navolgende redenen.

De SP was niet aanwezig op een overleg van lijsttrekkers op 13 december 2005. De lijsttrekker van de SP die voor deze bijeenkomst was uitgenodigd, heeft zowel schriftelijk als telefonisch en met redenen omkleed gemeld daarbij niet aanwezig te zijn. Eén van de redenen daarvoor was dat de SP niet de bevoegdheid erkent van een toevallige groep burgers (‘lijsttrekkers’, onder anderen van partijen waarvan nog niet eens duidelijk was óf ze überhaupt wel aan de verkiezingen zouden deelnemen) om te oordelen over de verkiezingscampagne van andere partijen of daaromtrent regels op te stellen die door de gemeente middels bestuursdwang afdwingbaar zouden zijn. De SP-lijsttrekker noch ik als partijvoorzitter hebben daarna de notulen van dat overleg noch de daar gemaakte afspraken of de nota “Handhavingsbeleid inzake campagnevoering door politiek partijen etc.” ontvangen en was dus niet op de hoogte van de gemaakte afspraken.

In uw reactie op onze zienswijze stelt u dat de SP – bij monde van de partijvoorzitter – níet heeft laten weten dat hij (zij!) verhinderd zou zijn. Dat klopt, dat was ook niet nodig, de lijsttrekker had namelijk op 3 november om 15.10 uur per e-mail laten weten daarbij niet aanwezig te zijn. Hierover is later nog telefonisch contact geweest met de griffie en is dit besluit bevestigd. Dat lijkt mij meer dan voldoende en voldoende gemotiveerde afmelding voor de bijeenkomst van 13 december. Verder stelt u in reactie op onze zienswijze dat mevrouw Zevenbergen van afdeling Handhaving op 1 februari telefonisch contact heeft gehad met de SP lijsttrekker de heer Van den Hout over het maximum aantal sandwichborden. Hij heeft daarbij aangegeven níet op te hoogte te zijn van die afspraak, en tevens dat de SP meer dan dertig borden zou ophangen. Over de voorlichtingsbijeenkomst (van 13 december) heeft de heer Van den Hout gezegd wat hierboven al is beschreven.

Dat het publiceren van een collegebesluit op www.tilburg.nl volgens de gemeente meer dan genoeg is om partijvoorzitters en campagneleiders op de hoogte te stellen van afspraken is een misverstand. Deze partijvoorzitters of campagneleiders zijn geen gemeenteraadsleden en raadplegen niet gebruikelijk de besluitenlijsten van B&W of de voornoemde website. Daarnaast zou het wel zo handig zijn geweest als de gemeente de besluiten terzake zou hebben bijgevoegd bij de uitnodiging aan de partijvoorzitters voor de bijeenkomst van 13 december 2005, zodat zij hadden geweten waarover de bijeenkomst zou gaan en op de hoogte waren geweest van de regels ook als zij niet aanwezig zouden zijn geweest.

Eind december werd de SP voor het eerst geconfronteerd met één van de afspraken uit de nota, namelijk die waarin blijkbaar is vastgelegd dat het neerzetten van informatiekramen niet is toegestaan eerder dan zes weken voor de verkiezingen van 7 maart 2006. De SP heeft daarop te kennen gegeven deze afspraak niet te erkennen omdat de vrijheid van meningsuiting hierbij in het geding was en deze regel strijdig is met de Tilburgse APV, en dat zij de informatiekraam toch zal neerzetten. Dat is ook drie maal gebeurd. Een woordvoerder van de gemeente (afdeling Handhaving) heeft daarop telefonisch gereageerd door te stellen dat dan ingegrepen zou worden, i.c. de kraam zou worden afgebroken. In werkelijkheid heeft de gemeente echter geen stappen ondernomen. De wethouder belast met ‘handhaving’ gaf later aan dat het een misverstand was, dat die afspraak zo niet gemaakt was en dat de gemeente slechts aangaf de infokraam te verwijderen omdat de vergunning daarvoor te laat zou zijn aangevraagd. Daar kan geen sprake van zijn, want volgens artikel 12-2-e van de APV van Tilburg heeft een politieke partij geen vergunning nodig voor dit soort activiteiten.

In uw reactie op deze zienswijze stelt u dat deze afspraak níet is gemaakt in de notitie, maar dat in de notitie verwezen wordt naar de Staanplaatsenverordening 1997. Het zij zo. Toch werd in het voornoemde telefonisch contact wel degelijk verwezen naar deze bijeenkomst. Maar wat in ieder geval blijft staan is dat aan politieke partijen geen vergunningplicht kan worden opgelegd als het gaat om het uitdragen van een politieke boodschap, en dat het in Tilburg ook niet gebruikelijk is dat daarvoor een vergunning wordt aangevraagd of verstrekt: er wordt altijd volstaan met hooguit een kennisgeving van de politieke partij aan de gemeente van het voornemen een informatiekraam ergens te plaatsen. Dat heeft de SP in december dan ook gedaan. Eventuele problemen met veiligheid en openbare orde worden dan besproken en opgelost. Zo heeft de SP op 29 januari 2006 een stand die stond opgesteld bij de voetgangersoversteekplaats tussen het Stadhuisplein en het Koningsplein op aanwijzing van de marktmeester verplaats in verband met de ‘openbare orde’ (het zou ter plekke te druk zijn in verband met de weekmarkt). De SP heeft deze aanwijzingen onmiddellijk opgevolgd. Dat is echter nog heel iets anders dan een vergunningenstelsel.

De telling die volgens de gemeente op vrijdag 10 februari is gehouden langs 56 belangrijke doorgaande routes heeft volgens de gemeente geleid tot de conclusie dat de SP, D66 en de VVD meer dan dertig sandwichborden hadden opgehangen en dat de overige partijen daar onder bleven. Niemand in Tilburg zal deze telling erkennen als correct, tal van andere partijen hebben of hadden veel meer dan dertig borden in de stad hangen.

In uw reactie op onze zienswijze gaat u hier echter in het geheel niet op in. U stelt slechts dat een handhavingstraject is ingesteld tegen de partijen waarvan uit telling bleek dat deze meer dan dertig verkiezingsborden hadden geplaatst in het gebied dat op 10 februari werd geïnspecteerd. Ons probleem zit ‘m juist in de beperktheid van dat gebied. Blijkbaar terecht, want toen de gemeente op 23 februari nógmaals een telling uitvoerde, dit keer over een ander (groter) gebied, bleek nóg een partij het maximum te overschrijden. Wij zijn er van overtuigd dat als de gemeente Tilburg als één telgebied wordt genomen (en dat zou zou moeten zijn, want de APV geldt voor de hele gemeente en niet slechts voor 56 routes en twee dorpen), nog veel meer partijen zouden moeten worden aangeschreven in verband met het overschrijden van het maximum aantal verkiezingsborden. Wij handhaven dan ook ons bezwaar tegen de juistheid van uw telling. Niet omdat de SP mínder dan dertig borden zou hebben, wél omdat dit leidt tot selectieve handhaving, juist onder politieke partijen en precies op het moment van een verkiezingscampagne waar wat van af hangt.

De gemeente heeft ná versturen van het voornemen tot het toepassen van bestuursdwang een nieuwe telling gehouden en daarbij een groter gebied bestreken. Uit die telling bleek nog een andere politieke partij eveneens meer dan dertig poster te hebben opgehangen. Deze partij heeft hierop vandaag (27 februari 2006) een brief ontvangen met daarin het voornemen tot het toepassen van bestuursdwang. Die procedure echter kan tot ná de verkiezingen van 7 maart gerekt worden, zodat van enige werkelijke handhaving geen sprake kan zijn.

De PvdA had meer dan dertig borden in de stad hangen en heeft dat de dag voordat het handhavingstraject werd ingezet gereduceerd tot dertig, althans, dat laatste naar eigen zeggen. De lijsttrekker van de PvdA is tevens de wethouder die belast is met de handhaving.

In uw reactie op onze zienswijze stelt u dat op 10 februari de PvdA niet meer dan dertig borden in de stad had hangen, althans in het ‘telgebied’. Onze stelling dat de PvdA zowel voor als na 10 februari in Tilburg méér dan dertig borden had of heeft hangen wordt door u niet ontkend. Evenmin gaat u in op de belangenverstrengeling van een wethouder handhaving en lijsttrekker van de PvdA.

Er worden in Tilburg wekelijks honderden affiches illegaal geplakt, door met name de horeca die daarop hun activiteiten kenbaar maken (optredens, feesten, concerten e.d.). Hier wordt niet tegen opgetreden, de poster worden niet verwijderd, de bekende verantwoordelijken worden niet met bestuursdwang gedwongen hun overtredingen ongedaan te maken.

U stelt in uw reactie op onze zienswijze dat ‘diverse overtreders’ een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom hebben ontvangen. Ik stel, nog steeds, dat wekelijks in Tilburg honderden nieuwe affiches illegaal worden geplakt door vaak dezelfde ‘overtreders’, waaruit ik afleid dat de handhaving van artikel 44 APV níet of niet effectief plaatsvindt. Niet alleen worden nu affiches illegaal geplakt op plaatsen waar dat al jaren gebeurd, maar het breidt zich jaarlijks uit naar elke ‘nieuwe gelegenheid’ zoals een leegkomend gebouw. Op dit moment hangen er in Tilburg méér illegaal geplakte affiches dan vóór 6 april 2004 toen de gemeente haar handhavingsbeleid vaststelde.

Er is bij het ophangen van de verkiezingsborden geen sprake van het aanrichten van schade en de borden worden de dag na de verkiezingen weer door de SP zelf verwijderd.

In uw reactie op onze zienswijze wordt gesteld dat u dit toejuicht, maar dat het verder irrelevant is. Dat lijkt ons niet het geval. Het probleem zit ‘m wederom in de selectiviteit en prioriteitsstelling. Illegaal geplakte affiches door horeca-ondernemers, die geen enkele moeite doen anoniem te blijven, richten wél schade aan en blijven níet beperkt tot een periode van drie weken per vier jaar.

Er zijn meerdere regels (die de SP ontving als bijlage bij het voornemen om bestuursdwang toe te passen dd. 17 februari 2006) omtrent driehoeks- en/of sandwichborden die door álle deelnemende politieke partijen worden overtreden, zonder dat deze partijen daarover worden aangeschreven, laat staan onder dreiging van bestuursdwang worden gelast deze overtredingen ongedaan te maken. Met name regel 2, de wijze van ophangen die geen overlast mag geven voor het onderhoud van de weg (veel borden staan op de grond, waardoor vegen en onkruidbestrijding onmogelijk wordt, sommigen hangen gevaarlijk op ooghoogte boven een fietspad). Of regel 3a, waarin wordt gesteld dat borden niet mogen hangen op of binnen een straal van 30 meter rond de Hasseltrotonde en binnen 50 meter van een MUPI of ABRI. Tal van partijen overtreden deze regels, zowel met betrekking tot de MUPI’s als de Hasseltrotonde. Ook regel 3b, er mag geen bord bevestigd worden aan een lichtmast waar al een lichtmastreclameobject is bevestigd, en regel 3c, waarin is gesteld dat tussen lichtmasten waaraan een bord is bevestigd minstens twee lichtmasten dienen te staan zónder reclame-uitingen, worden door álle politieke partijen overtreden.

In uw reactie op onze zienswijze stelt u dat gezien de capaciteit en prioriteit niet gehandhaafd wordt op deze regels. Maar dat is geen inhoudelijke reactie want juist die selectieve handhaving hadden wij al vastgesteld. Wij houden vol dat van verloedering, de grondslag die u voor uw restricties aanvoert, meer sprake is bij een bomvolle lantaarnpaal met meer dan vier verkiezingsborden schuin over elkaar heen, dan wanneer op een uitvalsweg naar Udenhout het 31ste verkiezingsbord wordt aangetroffen. Bovendien is bij het plaatsen van borden op of rond de Hasseltrotonde wel degelijk aangegeven dat hierbij de veiligheid in het geding is, en ook hierop controleert noch handhaaft de gemeente haar eigen regels.

Regel 6, waarin wordt opgemerkt dat er klachten zijn over borden die niet stevig zijn bevestigd of posters die niet degelijk zijn opgeplakt en dus loslaten, zou ook moeten leiden tot een regel die zegt dat borden deugdelijk beplakt en bevestigd zouden moeten worden. Dat is niet het geval, en er zijn tal van borden van tal van partijen die dit euvel ook dit jaar weer kennen.

U acht dit in uw reactie op onze zienswijze ‘niet relevant’. Wij wel. Als de belangrijkste motivatie voor het instellen van het maximum van dertig verkiezingsborden gelegen is in de door burgers zo verfoeide verloedering van de stad, dan is juist déze, als enige door burgers zélf aangeven klacht, natuurlijk de eerste die omgezet zou moeten worden in een regel en gehandhaafd zou moeten worden. De gemeente volstond met het geven van een ‘tip’ aan de campagneleiders. Daarmee laat de gemeente zien dat zij de grondslag van haar regelgeving zelf niet serieus neemt. Het stoort ons ook omdat wij persoonlijk juist zeer zorgvuldig zijn met het verzorgen van de verkiezingsborden. Ze worden deugdelijk geplakt, de affiches passen precies op de borden en de borden worden uitstekend bevestigd.

Het maximumaantal van dertig borden per partij is gebaseerd op artikel 44 tweede lid sub a van de APV, dat stelt dat het verboden is om zonder toestemming van de rechthebbende aanplakbiljetten aan te brengen. Echter, politieke partijen zijn vrijgesteld van een vergunningsplicht die hierop van toepassing zou kunnen zijn, omdat dit strijdig is met artikel 7 van de grondwet, regelende de vrijheid van meningsuiting (zoals ook geregeld in de APV, te weten in artikel 12 lid 2 onder e). De basis voor het maximumaantal (artikel 44) is ons inziens niet van toepassing voor politieke partijen omdat dit anders strijdig zou zijn met artikel 12 lid 2 onder e en met artikel 7 van de grondwet.

Als een maximumaantal van 30 borden op basis van artikel 44 wél geldig zou zijn, zou dit ook gelden voor het maximum van, twintig, tien, of zelfs van één bord, waarmee artikel 12-2-e van de APV én artikel 7 van de grondwet verworden tot loze artikelen, hetgeen niet de bedoeling kan zijn.

In uw reactie op onze zienswijze gaat u volledig voorbij aan de kern van de redenering, namelijk de willekeur van het maximum aantal verkiezingsborden dat is vastgesteld op grond van voornoemd artikel 44 (in de APV die sinds 26 februari 2006 van kracht is omgenummerd naar artikel 55) en het feit dat indien deze beperking hiermee geldig zou zijn, diezelfde geldigheid zou bestaan voor elke andere beperking. Sterker nog, in de ‘regels omtrent driehoeks- en/of sandwichborden’ voert de gemeente Tilburg aan dat ‘hier geen sprake is van enige vorm van belemmering of beperking van de vrijheid van meningsuiting’ omdat politieke partijen ‘nog diverse andere mogelijkheden [hebben] om hun boodschap over te brengen aan de burgers’.

Ik ben echter van mening dat de vrijheid van meningsuiting wél wordt beperkt door het opleggen van beperkingen, en dat dit geheel los staat van mogelijkheden die nog overblijven om een boodschap over te brengen op burgers. Als deze redenering van de gemeente Tilburg geldig zou zijn, zou het belemmeren van de vrijheid van meningsuiting niet bepaald worden door welke beperking dan ook die daaraan kan worden opgelegd, doch door het ‘overblijven van enige andere mogelijkheden’ om boodschappen aan burgers over te brengen. Het kan mijns inziens nooit de bedoeling zijn geweest om déze uitleg te geven aan artikel 7 van de Grondwet noch aan enige andere verklaring omtrent de vrijheid van meningsuiting.

Daarnaast stelt u in uw reactie op onze zienswijze dat artikel 55 (voorheen 44) in lid 2 sub a zou stellen dat dit ‘uitsluitend een beperking [van het gebruik van dit middel van bekendmaking] meebrengt, voorzover [door dat gebruik] een anders recht wordt geschonden. En dat derhalve de aanschrijvingsgrond van artikel 55 (voorheen 44) niet in strijd zou zijn met artikel 7 van de grondwet.

Echter, wij lezen die beperking nergens in dat artikel, voor de volledigheid hieronder afgedrukt:

Artikel 55
Plakken en kladden
1. Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
2. Het is verboden zonder toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken, te doen aanplakken of op andere wijze aan te brengen of te laten aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen.
3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

Voorts is noch in uw voornemen tot het opleggen van bestuursdwang noch in uw besluit daartoe, aangegeven hoe of waar en welk een ‘anders recht’ wordt geschonden door het ophangen van meer dan dertig verkiezingsborden, en al helemaal niet dat dat niet het geval zou zijn waren het precies dertig borden geweest. Omwille van onze redenering over de beperking van artikel 7 van de grondwet door de door u opgelegde maatregel en uw niet gefundeerde verdediging, handhaven wij op dit punt volledig ons bezwaar.

In de brief van de gemeente Tilburg dd. 17 februari 2006 staat verder dat het niet is toegestaan ‘eigen’ sandwichborden te gebruiken, maar dat hiervoor de driehoeksborden van G&D Promotions BV gehuurd moeten worden. Als dit al een echte regels is (er wordt nergens naar verwezen), wordt deze overtreden door álle politieke partijen en tal van organisatoren van evenementen en wordt deze regel ook niet gehandhaafd.

In uw reactie op onze zienswijze stelt u dat deze regel niet zou gelden voor politieke partijen. Echter, de voornoemde passage staat toch echt in de brief die u op 17 februari 2006 persoonlijk aan SP lijsttrekker de heer Van den Hout toestuurde en waarin u uitlegt waarom de gemeente voornemens is bestuursdwang toe te passen indien de SP zich niet aan ‘de regels’ houdt. Het betreft hier niet een uit het verband getrokken passage uit zo maar een verordening, maar onderdeel van bovengenoemde brief. Wij zijn er dan ook vanuit gegaan dat het hier om zinvolle informatie ging. U weerlegt dat nu, dat is prima. Blijft staan dat behalve politieke partijen ook tal van organisatoren van evenementen (circus, concerten, en vooral rommelmarkten) nog altijd en in grote getale eigen sandwichborden gebruikt voor hun aankondigingen, en wel in die mate dat ik niet serieus kan aannemen dat de gemeente Tilburg deze regel op enig moment handhaaft. Toch belandt deze regel in een brief aan de lijsttrekker van de SP.

Een andere afspraak tussen de lijsttrekkers was blijkbaar, dat de gemeentelijke verkiezingsborden beplakt zouden worden alvórens ze te plaatsen, o.a. om te voorkomen dat partijen over elkaar’s affiches heen zouden gaan plakken. Dat laatste echter gebeurd op grote schaal, zonder dat de gemeente daar ingrijpt, partijen hierover aanschrijft, laat staan dreigt met het opleggen van bestuursdwang.

In uw reactie op onze zienswijze stelt u dat dit van geen enkel belang is. Echter, het is wel degelijk van belang dat de gemeente geen selectief handhavingsbeleid voert, zeker in een tijd van verkiezingen waarin de politiek onder een vergrootglas wordt gelegd en juist selectieve handhaving een item is. Over het ‘overplakken’ van elkaar’s affiches door politieke partijen is tussen deze partijen en in de media meer te doen geweest dan over het maximum aantal posters. Blijkbaar is dit wel degelijk een belangrijk punt.

De gemeente Tilburg kent al sinds jaar en dag een uitzonderlijk lage opkomst bij verkiezingen. De gemeente tracht steeds enkele dagen voor de verkiezingen de opkomst te bevorderen met publiciteitsacties, maar tot nog toe zonder succes. Veel Tilburgers weten niet dat er op 7 maart verkiezingen gehouden worden, lezen kennelijk geen lokale krant of huis-aan-huis blad of althans niet over deze onderwerpen. Het ophangen van verkiezingsaffiches is bedoeld om burgers duidelijk te maken op welke partijen gestemd kan worden en derhalve ook dát er dus verkiezingen gehouden worden. Het aankondigen van de verkiezingen dient de discussie hierover te stimuleren, zodat méér mensen gaan stemmen en kiezers enige tijd op een bewuste manier met lokale politiek bezig zijn zodat zij een weloverwogen stem kunnen uitbrengen. In een stad van 11.883 hectaren (ruim 23.000 voetbalvelden), die 66 stembureaus kent en meer dan 200.000 inwoners, acht de SP het ver onder de maat om per partij 30 sandwichborden op te mogen hangen. Het aantal van dertig is ook een willekeurig aantal dat verder niet wordt onderbouwd.

In uw reactie op onze zienswijze gaat u in het geheel niet in op het beperkte aantal van dertig borden in een gemeente van de omvang van Tilburg, noch op de willekeur van dat aantal. In uw reactie op onze zienswijze gaat u echter niet in op deze bezwaren en redeneringen, waardoor ik niet anders kan dan deze volledig te handhaven.

Het verbod om meer dan dertig sandwichborden organiseert ongelijkheid in de mogelijkheden van politieke partijen om campagne te voeren. Partijen die niet over de financiële middelen beschikken om veel advertenties te plaatsen of radio en/of TV zendtijd te kopen, zijn meer dan andere partijen aangewezen op het plaatsen van relatief goedkope sandwichborden. Als niet gelijktijdig met het beperken van het aantal op te hangen sandwichborden gekozen wordt voor het beperken van andere vormen van campagnevoering, leidt dit zonder meer tot ongelijkheid in de mogelijkheden van politieke partijen, en dat kan niet de bedoeling zijn.

In uw reactie op deze zienswijze stelt u dat er ‘nog andere mogelijkheden’ beschikbaar blijven. Dat klopt. Maar zoals al eerder verwoord, de vrijheid van meningsuiting is niet pas in het geding als er geen andere mogelijkheden tot het uiten van een mening meer overblijven, maar op het moment dat beperkingen (en zeker willekeurige beperkingen) worden opgelegd. Het inperken van de vrijheid van meningsuiting moet worden afgemeten aan de inperkingen, niet aan wat er dan nog aan mogelijkheden overblijft.

Dezelfde redenering gebruikt u om kennelijk te weerleggen dat door het opleggen van een maximum van dertig aan het aantal relatief goedkope sandwichborden, er sprake is van ongelijkheid in de mogelijkheden voor partijen om campagne te voeren. En om diezelfde reden gaat die redenering mijns inziens niet op: de goedkoopste effectieve manier van het overbrengen van een mening (het ophangen van sandwichborden) wordt beperkt, alle andere (duurdere) methoden niet, waarmee wel degelijk ongelijkheid in mogelijkheden wordt georganiseerd.

Samenvattend kom ik tot de conclusie dat de gemeente Tilburg zich bij het toepassen van de aangekondigde bestuursdwang baseert op ongeldige gronden, zich schuldig maakt aan selectieve handhaving, die in dit geval bovendien nadelig is voor één politieke partij, en dat zij deze beslissing nam terwijl er sprake was van een ernstige belangenverstrengeling (wethouders-lijsttrekkers). Veruit het belangrijkste argument om ons bezwaar te handhaven is en blijft uw inperking van de vrijheid van meningsuiting.

Met vriendelijke groet,

Nathalie de Rooij
Voorzitter SP afdeling Tilburg

Dossier Vrijheid van Meningsuiting

U bent hier